Return to site

Aanvullende beloningsmaatregelen van de Minister nader bezien

In een brief van 17 december jl. heeft de Minister van Financiën aangekondigd de eerder geopperde aanscherpingen van de financiële beloningswetgeving door te willen zetten. Zie voor een uitgebreide bespreking van deze maatregelen het door Stichting Florijn ingestuurde consultatiedocument (te vinden op deze website). Concreet betekent dit:

  1. de verplichting aandelen, opties en mogelijk ook phantom shares toegekend als vaste beloning aan bestuurders en medewerkers van financiële ondernemingen voor een periode van 5 jaar aan te houden;

  2. de verplichting voor financiële ondernemingen om in hun beloningsbeleid te beschrijven op welke wijze zij zich rekenschap geven van de verhouding van de beloningen van bestuurders en medewerkers tot de functie van de financiële onderneming in de financiële sector en hun positie in de samenleving en hierover verantwoording af te leggen

  3. de verplichting tot terugvordering van een deel van de vaste beloning van bestuurders van systeemrelevante banken ingeval van staatssteun, mits dit niet in strijd is met het eigendomsrecht van art. 1 Eerste Protocol EVRM of overige Europeesrechtelijke wetgeving (hier zal nader onderzoek naar worden gedaan door de Raad van State); en
  4. een beperking van de mogelijkheid tot afwijking van het bonusplafond van 20% voor niet-CAO personeel tot exceptionele gevallen, waarbij een meldingsplicht geldt aan de financiële toezichthouder en waarvan zijn uitgezonderd personeelsleden die (i) interne controle functies vervullen of (ii) zich rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten aan consumenten.

Op de eerste en vierde maatregel gaan we hierna dieper in:

 

Ad 1. De reden om ook anderen dan bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen onder de reikwijdte van deze maatregel te laten vallen is, aldus de Minister, dat ook werknemers wezenlijke invloed kunnen uitoefenen op de waarde van de aandelen en dat ook bij niet op de beurs verhandelbare aandelen sprake kan zijn van een ongewenste prikkel indien deze aandelen zijn gekoppeld aan koersstijgingen (sic!) op de korte termijn.

Dat ook werknemers invloed uit kunnen oefenen op de beurskoers is goed mogelijk, maar zal naar verwachting beperkt blijven tot senior management en wellicht sommige andere material risk takers. In ieder geval lijkt het disproportioneel om deze maatregel voor alle werknemers te laten gelden, aangezien het merendeel van deze werknemers geen enkele invloed op de beurskoers zal (kunnen) uitoefenen.

Bij niet-beursgenoteerde aandelen vindt standaard geen real-time waardering van deze aandelen plaats, maar slechts één of enkele malen per jaar. Hiermee hangt samen dat bij niet-beursgenoteerde aandelen doorgaans sprake is van een beperkt aantal uitstapmomenten voor bestuurders en werknemers. Het door de Minister geschetste probleem speelt dus in veel mindere mate bij niet-beursgenoteerde aandelen en minst genomen zou een aanvullende motivering op zijn plaats zijn.

Ad 4. De Minister erkent dat slechts voor een klein deel van de medewerkers gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot afwijking (0,6% bij banken en 0,1% bij verzekeraars). Niettemin besluit hij tot nadere aanscherping, aangezien ook gebruik wordt gemaakt van de uitzondering voor personeel dat belangrijke risicoafwegingen maakt voor de onderneming of direct met de klant te maken heeft. Dat voor controlefuncties geen gebruik mag worden gemaakt van de uitzondering valt te begrijpen. In de praktijk ontvangen deze functies dan ook in zeer beperkte mate variabele beloning. Gelet op de conclusie van de recente Wbfo-evaluatie (juli 2018) is opvallend dat de uitzondering ook wordt afgeschaft voor klantmedewerkers. Uit dit onderzoek bleek nu juist dat een hoger bonusplafond geen toename in het nemen van risico’s voor klanten veroorzaakt, wanneer de klant in beeld is bij deze medewerkers. Deze resultaten lijken ons hoopgevend en zouden als startpunt kunnen dienen voor nader onderzoek. Hiermee kan dan mogelijk een duurzame oplossing gevonden worden voor het onderliggende probleem (hoe het klantbelang te borgen), in plaats van te leunen op een panacee als aanscherping van beloningswetgeving.

 

De aangescherpte beloningsmaatregelen zullen naar verwachting niet voor 1 januari 2020 in werking treden.